Monument

29 december 2003: ik richt mijn eerste brief aan het college van Burgemeester en Wethouders (B&W) van de gemeente Goirle met het verzoek Van Besouw aan te wijzen als gemeentelijk monument.

1 februari 2005: de eerste procedure is doorlopen. Het college van B&W besluit mij niet ontvankelijk te verklaren, maar wil in navolging van het advies van de gemeentelijke monumentencommissie de procedure nogmaals doorlopen om delen van het fabriekscomplex te gaan beschermen. Het gaat om de schoorsteen, de kantoorgevel en het ketelhuis met daarin de ketel.

6 september 2005: de procedure is voor de tweede maal doorlopen. Het college van B&W neemt het besluit delen van het fabriekscomplex op de gemeentelijke monumentenlijst te plaatsen.

21 november 2005: een van de twee eigenaren, Interboco B.V., dient bezwaar in bij het college van B&W naar aanleiding van het genomen besluit op 6 september 2005.

31 januari 2006: het college van B&W besluit het bezwaar niet te behandelen in de commissie voor bezwaarschriften, maar de procedure opnieuw, voor de derde maal, te doorlopen.

9 mei 2006: het college van B&W besluit het bezwaar van Interboco B.V. ongegrond te verklaren en het bestreden primaire besluit in stand te laten. Van Besouw blijft op de gemeentelijke monumentenlijst staan.

12 juni 2006: de eigenaar Interboco B.V. stelt beroep in bij de rechtbank van Breda.

20 november 2006: zitting ten kantore van de rechtbank van Breda ter behandeling van het beroep van eiser Interboco B.V. tegen de verweerder, het college van B&W van de gemeente Goirle.

15 januari 2007: de rechtbank van Breda doet de uitspraak dat het college van B&W van de gemeente Goirle de wettelijke termijn van acht weken heeft overschreden tussen het advies van de monumentencommissie en de bekendmaking van haar besluit. De rechtbank oordeelt dat het besluit tot plaatsing op de gemeentelijke monumentenlijst ten onrechte is genomen door overschrijding van deze termijn. Met dit besluit van de rechtbank verliest Van Besouw zijn gemeentelijke bescherming.

19 maart 2007: ik richt opnieuw een verzoek aan het college van B&W om de procedure te herstarten en in de tussentijd geen sloopvergunning af te geven of bestemmingsplan te wijzingen.

3 mei 2007: Interboco B.V. (sinds 11 mei is NBU enig aandeelhouder) dient drie aanvragen om sloopvergunning in: voor kantoorgebouw en bedrijfshallen, voor het ketelhuis en voor de schoorsteen.

17 juli 2007: het college van B&W besluit om de procedure voor de vierde maal te doorlopen.

13 november 2007: het college van B&W besluit de kantoorgevel, de fabrieksschoorsteen met bijbehorend ketelhuis aan te wijzen als gemeentelijk monument.

28 december 2007: Interboco BV dient bezwaar in bij het college van B&W naar aanleiding van het genomen besluit op 13 november 2007.

6 maart 2008: de gemeentelijke monumentencommissie ziet in het bezwaar van de eigenaar geen reden een ander standpunt in te nemen en adviseert overeenkomstig het college.

2 januari 2009: Woonstichting Leyakkers (per 1 januari 2011 Leystromen) wordt eigenaar van het gedeelte van het fabriekscomplex waar voorheen Van Besouw Tapijt B.V. gevestigd was.

7 april 2009: de gemeenteraad besluit mijn brief van 12 maart 2009, waarin ik onder andere vragen stel over het uitblijven van een beslissing inzake het bezwaar, in handen te geven van de commissie Ruimte.

27 mei 2009: de commissie Ruimte vergadert over mijn brief, de door het college verschafte raadsinformatie en mijn schriftelijke reactie daarop. De wethouders monumentenzorg en ruimtelijke ordening geven aan dat zolang het college geen oordeel heeft het complex beschermd is. De gemeente wil op voorhand de ontwikkelingen voor de toekomst niet in de weg staan, dus daarom wordt nu nog geen beslissing genomen.

29 juni 2009: de gemeente laat per brief weten dat zolang het bezwaar niet is afgehandeld het geacht wordt ongegrond te zijn. Over de afhandeling van het bezwaar en de termijn waarop deze afhandeling plaatsvindt zal de gemeente met reclamant in overleg treden.